Kerstmis 2010: mijn familie vierde kerst bij ons thuis, op onze flat. Mijn vrouw was zwanger, maar had nog een maand te gaan vóór de uitgerekende datum. Omdat er nu toch vele handen waren, zetten we alvast de klossen onder ons bed. De legendarisch woorden die ik daarna uitsprak, zullen mij (wat mijn vrouw betreft) tot in de hel blijven achtervolgen: ‘Zo, nu kan de baby komen.’
Die nacht braken de vliezen en twee dagen later werd mijn zoontje geboren. De kerstafwas stond nog op het aanrecht. Met oudjaar kwamen mijn vrouw en zoontje thuis – om twaalf uur ’s nachts verschoonden we de baby en dronken Jip-en-Jannekewijn.
Winterdepressie
Ik kan me vooral nog herinneren hoe ik rond de bevalling heen en weer ‘schaatste’ tussen onze flat en het ziekenhuis op loopafstand. Het was toen erg koud en er waren sneeuwstormen. Mijn vrouw en ik waren allebei dodelijk vermoeid en ons zoontje was onderkoeld. De eerste twee weken bracht ik door in een roes. De rest van het eerste jaar leefde ik als een soort zombie.
Nu, ruim drie jaar later, is mijn vrouw weer hoogzwanger. Ze heeft het vorige aantal zwangerschapsweken al met twee weken ingehaald. We zijn nu beter voorbereid op de bevalling dan de vorige keer, alleen hopen we toch dat de baby nog even wacht. We hebben namelijk wat afgesomberd de afgelopen week:
Mijn zoontje vond het nodig om net nu flink ziek te worden. Hij had een bronchitis die uiteraard twee keer langer duurde dan normaal. We lachten als een boer met kiespijn om onze eigen grap ‘nou, dan zijn we alvast gewend aan tien keer opstaan per nacht’.
Verder waren we zo slim om net nu de tuinkamer te laten verbouwen (en een verbouwing loopt altijd uit). En dan waren er nog andere hectische aangelegenheden, waar ik verder maar niet over uit zal weiden. Buiten was het grijs weer met motregen en wind, en we huilden een beetje mee met die verlate winterdepressie. ‘Hoe moet ik bevallen als ik nu al zo doodop ben?’ verzuchtte mijn vrouw.
Lentebaby
En toen – KEDENG! – was het lente. Althans, wat het weer betreft. Onze winterzwangerschapsdepressie sloeg al even plots om in lentekriebels. We hebben straks een dochtertje! Dan lopen we met onze kinderen samen buiten, zijn we met z’n vieren in de tuin, kunnen we met z’n vieren genieten van de lente en de zomer, de natuur, het water. Hiephoi! IJsjes! Naar de dierentuin! Witbier! Slapeloze nachten inhalen in de hangmat in de zon…
Tja, officieel zal ook ons dochtertje een winterkind worden, maar het voelt alsof ze een lentekindje wordt. De bloemen en vlinders en de baltsende en nestbouwende vogels denken ook allemaal al dat het lente is, dus waarom wij ook niet? Lammetjes, kalfjes, nesten en een lentebaby.
Zo, nu kan de baby komen.