Mijn jongste dochter is aan het wennen op de basisschool. Twee weken tot 12 uur.
“Fijn hoor, twee kinderen op één locatie. Heerlijk, niet meer heen en weer fietsen tussen school, kinderdagverblijf en naschoolse opvang.”
“Fantastisch, dat je eindelijk meer ‘ruimte in je week’ hebt om aan het werk te gaan.”
“Dat zal schelen op jullie saldo, zo zonder die dure crèche!”
“Eindelijk wat meer rust. Lekker he, dat ze groter worden.”
“En voor een jongste is het toch makkelijker. Die heeft er waarschijnlijk al een jaar lang naar toegeleefd.”
Helemaal in de gloria.
Niet jubelig
Maar mijn jubelstemming is niet zo jubelig. Ik rij met een knoop in mijn maag naar school en mijn hart maakt een sprongetje als ik mijn kleine smurf aan het eind van de ochtend door die lange gang naar me toe zie lopen. Haar jas nog open en de sjaal met de handigheid van een kleuter om geknoopt, rode konen van alle indrukken. Ik til je op, je steekt je duim geroutineerd in je mond en friemelt met je andere hand aan mijn oor. Moe.
Broodkorsten en broccoli
De jongste blijft de kleinste. Ook als ze dat al lang niet meer zijn. Als ze ineens in volzinnen spreken en ruzies met hun grote zus met woorden in plaats van vuistjes beslechten. Ook als ze ineens niet meer vijf van de zeven nachten, maar nog maar sporadisch middenin de nacht bij je in bed kruipen om hun ijsklompvoetjes te warmen. Ook als broodkorsten en broccoli ineens wel tot aanvaardbare levensmiddelen gepromoveerd zijn.
Mijn maagknoop
Mijn meissie redt zich wel. De aanloop is wennen, huilen bij het afscheid, het hoort erbij. Ongetwijfeld loopt ze over een maand als een diva over het schoolplein. Eigenlijk, als ik eerlijk ben, gaat mijn maagknoop niet om haar. Het gaat om mij. Het afsluiten van een fase, het doet gewoon pijn. In mijn weemoed zijn peutergedrein en slapeloze nachten roze omrand. Van wat er komt – de voordelen van twee kinderen op de basisschool – heb ik nog geen goed beeld. Maar mijn hart krimpt van gemis en heimwee naar wat er was.