Mijn zus had een baby, bij mijn nicht thuis liepen al twee peuters rond. En ik was net zwanger.
Samen zaten we op de Parade mensen te kijken en van commentaar te voorzien.
Het was al zeker tien uur toen er twee vrouwen voorbij kwamen met kleine kindjes, slapend in de draagdoek en de wandelwagen. Mijn gezelschap keek er vreemd van op. Hun kinderen lagen doorgaans voor achten in bed. Rust en regelmaat. Daar waren ze bij gebaat. Niet bij nachtelijke bezoekjes aan theaterfestivals.
Maar ik zag mezelf al lopen, als mijn baby er eenmaal was. Overal zou ik hem mee naartoe nemen. Gewoon in de draagdoek mee de kroeg in. In de wagen naar het strand. Zo’n baby, die slaapt toch altijd? En dan raakt ie er maar meteen aan gewend dat ie overal moet kunnen slapen. Het moet wel een beetje leuk blijven voor mama.
En zo had ik meer ideeën. Zelf om tien uur mijn bed opzoeken omdat het ‘morgen weer vroeg dag’ is? Dat zou ik nooit doen. In het weekend om 11 uur geeuwend naar huis verlangen? Tuurlijk niet. Ik was student geweest: ik was wel wat gewend op het gebied van slaaptekort in combinatie met verplichtingen.
Inmiddels is mijn zoontje zeven maanden. De keren dat hij in de draagdoek mee naar buiten ging zijn op een hand te tellen. Slapen in de buggy? Vergeet het maar. Om 7 uur ’s avonds wrijft hij zijn ogen nog net niet uit zijn kassen en dan is er maar één remedie: naar bed. Dat kan ook een campingbed zijn bij vrienden of het ledikantje bij opa en oma. Maar zeker niet een wandelwagen op een festival of een geïmproviseerd bedje in een hoekje van de kroeg. Amper drie uur nadat hij onder zeil is, begin ik ook naar mijn bed te verlangen, gevloerd door dagen die soms al om 5 uur beginnen. En weet je wat? Ik geef eraan toe. Net als aan mijn onvoorziene voorliefde voor rust en regelmaat.
Het resultaat: een uitgeslapen zoon en de avonden na half 8 voor onszelf. Dat is minder vrij en hip dan ik me een jaar geleden had voorgesteld. Maar wel een stuk rustiger. Voor avondjes uit hebben wij geen draagdoek nodig. We zoeken wel een oppas.