Wat een kreng is het toch.
En wat een sul ben ik.
Pubers weten precies wat ze moeten zeggen en doen om ouders precies daar te krijgen waar ze niet willen zijn.
Een puber met diabetes weet dat nog beter.
“Heb je al gemeten?”
“Nee. Waarom zou ik?”
Soms, zomaar ineens, gooit ze de kont tegen de krib.
Hebben we net gezellig gewinkeld. Geen vuiltje aan de lucht. Het volgende moment thuis is alles teveel en doet ze alsof ik de meest irritante persoon ben die op deze wereldbol rondloopt.
“Weet je hoeveel insuline je moet spuiten?”
“Heb ik nu geen zin in.” Ze begint nukkig boterhammen te besmeren. Boterhammen die ze net, toen ik met haar zus ging lunchen, nog niet wilde eten omdat ze to-taal geen honger had. Ze was van tafel gelopen. “Choose your battles”, dacht ik.
Ik voel nu alsnog een uitbarsting bij mezelf opkomen. Net leuk en gezellig doen. Een tas vol shirts en shorts heb ik voor haar gekocht. En nu is één vraag al teveel? Ik begrijp heus wel dat een vragende moeder niet tof is als je dertien bent. Dat je niet altijd zin hebt in die ziekte en de handelingen die er iedere dag opnieuw bij komen kijken. Alsof ik het voor mijn lol vraag!
Ik leg de glucosemeter en insulinepen voor haar op tafel en ga boven even wat anders doen. Als ik terug beneden kom, liggen de spullen nog exact op dezelfde manier op tafel. Die zijn zeker niet aangeraakt.
In tegenstelling tot het boterhambordje. Broodkruimels, een stukje kaaskorst en een mes met nog voor een halve boterham pindakaas eraan, zijn herinneringen aan een lunch.
Het zal toch niet zo zijn dat ze niets gedaan heeft, maar wel heeft gegeten? Een lichte paniek –en allerlei andere emoties- begint zich onderin mijn buik te nestelen.
Mevrouw zit op de bank filmpjes te kijken op de iPad. (Jihoe, leve de lange middelbare school-vakantie. Maar dat is weer een heel ander verhaal).
Zal ik haar vragen of ze vergeten is te meten en spuiten? Nee. Ik besluit zelf op haar meter en pen te kijken.
Ik zucht diep. Ze heeft gewoon keurig gedaan wat ze moest doen. Glucose gemeten en insuline gespoten. Ben ik verbaasd? Eigenlijk niet.
Ben ik een kreng dat haar eigen dochter niet vertrouwt? Is zij een kreng, omdat ze haar diabetesspullen deze keer wel heel keurig heeft opgeruimd?
Met een kop thee aan de keukentafel blader ik nog eens door de krant. Twee armen omvatten me achterlangs. “Bedankt voor de kleding, mama”, fluistert ze. Een kus op mijn wang. “Love you.” En weg is ze. Love you too.