Gastblog van Wendy Grutters, moeder van Isabel (12) en Avalon (9). Geschreven naar aanleiding van de herdenking van het vergissingsbombardement in Nijmegen op 22 februari 1944.
Geboren en opgegroeid aan de Stikke Hezelstraat in Nijmegen was ik al jong bezig met de historie van onze stad. Als klein kind fantaseerde ik vooral over de Romeinen. Toen de Nijmeegse centrumstraten – eind jaren ’70, begin ’80 – werden omgebouwd tot promenades wroette ik hoopvol in de aarde zoekend naar Romeinse vondsten. Mensen vonden skeletten onder onze straat, gewoon bij onze voordeur. Het bleken overledenen uit de Tweede Wereldoorlog en daarmee kreeg ik besef van die vreselijke gebeurtenissen in het centrum van Nijmegen.
Ik ontmoette iemand die vroeger op hetzelfde adres woonde als ik, maar dan vóór het bombardement van 22 februari 1944. Hij overleefde het, maar dat gold niet voor iedereen uit zijn familie. Als klein meisje ging ik op zoek naar verhalen in de buurt, alleen wilden mensen er vaak niet over praten. In mijn kinderbuikje groeide het besef: dat was hier, hier op de grond waar ik nu sta, de grond waar ik over wandel, waar mijn school is. Om vervolgens gewoon weer buiten te gaan spelen, niet te vergeten, maar door te gaan, want zo doen kinderen dat.
Nu jaren later woon ik in dezelfde buurt met twee meisjes die ongeveer de leeftijd hebben als ik toen had. Onder andere hun opa’s’ zussen zijn beide overleden tijdens een ander Nijmeegs bombardement op 26 september 1944. Jaarlijks neem ik ze mee naar de 4-mei-herdenking, vertel ze over hun oudtantes en probeer over te brengen dat dit nooit meer mag gebeuren, in Nijmegen niet, nergens niet.
Op 22 februari 2014 was de jaarlijkse herdenking van het Nijmeegse bombardement, nu zeventig jaar geleden. Ik besloot de meisjes mee te nemen naar deze herdenking. De jongste was snel overtuigd en wilde mee, maar de oudste blijkt nu definitief te puberen. Dat werd duidelijk door haar opmerking: “Mam, moet dat? Da’s toch lang geleden gebeurd? Die zijn allemaal allang dood.” Ik geef toe: dat was even dubbel slikken voor deze mama. Dus weer begon ik over de zussen van opa, over het nut van herdenken, om haar uiteindelijk, na wat gemor, toch mee te krijgen.
De herdenking maakte indruk op beide. De stille tocht, de speeches bij De schommel en daarmee ook de associatie met hun leven van nu. Het horen van de kerkklokken tijdens de stilte rond 13.28 uur, hét moment zeventig jaar geleden. Toen begon het besef ook bij hen door te dringen. Datzelfde besef dat ik als klein meisje had. Dit had ik kunnen zijn als ik toen had geleefd, dit is hier gebeurd. En vanuit het nu, vanuit 2014, het besef: dit zijn onze doden, onze kinderen, óók nog na zeventig jaar.
In het Huis van de Binnenstad bekeken we oorlogsfoto’s van hun Stevenskerk bij school, hun V&D, hun Hema, toen allemaal weg. Tot slot kochten we het routeboekje Brandhaarden bombardement Nijmegen. “Die gaan we nog helemaal lopen. Toch?”, vroeg ik. Vol overgave kreeg ik daarop een ‘ja!’.
Op mijn vraag wat ze van de herdenking vonden kwamen de antwoorden: “Mam, echt wel veel geleerd”, “Ik ben blij dat ik niet toen leefde” en “Ik vond de muziek mooi”. Dan kijkt mijn jongste mij aan en zegt: “Mam, ken je die mop al over die twee zandkorrels?” Ik zwijg en ze glundert: “Nou mam, die voelden zich omsingeld!”
Innerlijk voel ik mij tevreden, want mijn doel als moeder, mens en Nijmegenaar is bereikt. Met kinderen herdenken is belangrijk want besef is mooi, maar wat misschien nog wel mooier is, is hoe ze ermee omgaan. Ze pakken het op, nemen het mee en brengen ons later daarmee hopelijk een gewetensvolle toekomst, ook voor Nijmegen. Om in het nu, na zo’n herdenking, gewoon een mop te vertellen zoals mijn dochter deed. Of om buiten te gaan spelen zoals ik dat toen deed. Kinderen leren en vergeten toch niet, terwijl ze ook doorgaan met kind zijn, met leven, want zo, zo doen kinderen dat.